ROC Friese Poort timmert flink aan de weg op Urk. De visserijschool is al lang niet meer wat het voorheen was. Een maritieme campus is in ontwikkeling en onlangs werd er op ROC Friese Poort een practor geïnstalleerd. Geert Hoekstra is zijn naam. Maar wat doet een practor nu eigenlijk? Wat gaan we daar op Urk van merken? Geert legt het ons uit.
Geert Hoekstra (30) studeerde Bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen, waarna hij als trainee bij Rabobank aan de slag ging. Hij onderzocht daar de impact van Brexit en de aanlandplicht op de visserijketen en kwam zo in aanraking met Wageningen University & Research (WUR). Toen daar een vacature kwam was de overstap snel gemaakt. Hij trok met zijn vrouw Coby naar Rijswijk en ging aan de slag als Economisch Onderzoeker Seafood. Sinds kort wordt hij vanuit WUR bij ROC Friese Poort gedetacheerd als practor Visserij, Innovatie en Ondernemerschap.
Vanwaar deze gecombineerde functie?
“Er is een duidelijke relatie tussen beiden. Het is heel goed om de praktijk te kennen, dat wordt ook vanuit WUR gestimuleerd. Daarnaast is het goed om kennis vanuit toegepast onderzoek mee te nemen naar de praktijk. Onderzoek is niet voor de boekenkast bezig. Bedrijven moeten zich erin herkennen, dat wat je bewijst in cijfers moet aansluiten bij de praktijk. Dat komt in deze twee functies samen. Feeling met lokale bedrijven is heel belangrijk. Weten wat er speelt leer je alleen maar door op de locatie aanwezig te zijn.”
Wat doet een practor?
“Mijn belangrijkste taak is om praktisch onderzoek te stimuleren, dat de studenten de praktijk herkennen in hun onderwijs. Vragen ophalen bij bedrijven, gemeente en provincie. Dat is mijn eerste praktische onderzoek. Bij het bedrijfsleven uitvinden wat ze in hun toekomstige werknemers nodig hebben. Op basis van de behoeftes uit het werkveld kunnen we kijken naar wat er aangeboden moet worden. Niet alleen in de varende beroepen maar ook in de visindustrie en de technische beroepen. Het VMBO moet daar dus bij betrokken worden, bijvoorbeeld via Sterk Techniek Onderwijs.”
“Er wordt nog vaak gesproken over ‘de visserijschool’, maar de ambitie van ROC Friese Poort is om zich breder te presenteren dan dat. Daarom komt die maritieme campus er, met een breed aanbod, die ook onderzoek gaat doen binnen de sector waarvoor ik ben aangesteld. Urk is veel meer dan visserij, kijk naar de enorme visverwerkende industrie en logistiek, maritieme technische en dienstverlenende bedrijven. Voortgekomen uit de visserij, maar daardoor heeft Urk zich enorm verbreed. Nu is alles aanwezig binnen het onderwijsgebouw, een etalage vol, maar versnipperd en kleinschalig. In overleg met bedrijfsleven kun je tot een beter aanbod komen.”
“Als practor ben ik onderzoekend bezig, niet onderwijzend. Dat begint met een nulmeting, wat is er en wat zijn de behoeften. Daar ben ik nu mee bezig. De volgende stap is dat het bedrijfsleven de school weet te vinden en omgekeerd. We zijn ook bezig om een verkorte hbo-opleiding hiernaartoe te halen. Daarvoor moet je nu naar Windesheim of Aeres, of zelfs nog verder naar NHL Stenden of Van Hall Larenstein, buiten de regio, terwijl hier op Urk de bedrijven met kennis en kunde zitten. Het zou mooi zijn als je hier een campus krijgt, waar je op locatie lessen of trainingen kunt geven, samen met bedrijfsleven. Dat is interessanter als droge stof en theorie. Je hebt het dan over een samenwerking met HBO, waarbij het onderwijs hier op locatie plaatsvindt. Dat willen we zo breed mogelijk neerzetten met instroomprofielen voor visserij, handel en verwerking en management en bestuur. Het eerste jaar kun je je eigen profiel samenstellen en het tweede jaar specialiseren naar een instroomrichting. Na het tweede jaar kun je doorstromen naar een reguliere hbo-opleiding. We hopen zo de drempel te verlagen naar een vierjarige hbo-opleiding. Die eerste twee jaar dichtbij huis helpt dan mee.”
Is er nog wel perspectief voor ‘de visserijschool’?
“De golven worden steeds hoger en de uitdagingen stapelen zich enorm op. De timing waarin alles samenkomt is veeleisend. Er liggen geen snelle oplossingen op de plank. Er zijn ideeën voor visserijschepen op waterstof en andere schone brandstoffen, maar daar is tijd en geld voor nodig om dat verder te ontwikkelen. De Directeur Visserij van LNV zei tijdens de installatie dat het geld er MOET zijn. Maar het is nog te bezien of die instrumenten er geschikt voor zijn. Het appel op de overheid is dat we dit niet alleen redden. Er is geld, tijd en ruimte nodig om iets nieuws te ontwikkelen.”
“Wij hebben als onderwijsinstelling een bescheiden rol. Als er geen sector meer zou zijn, waar leiden wij dan voor op? In gesprekken met LNV en de topsectoren moeten wij dat meegeven. Toverwoorden zijn innovatie en aanpassingsvermogen, maar dat is er niet van vandaag op morgen. Het is misschien wel de oplossing, maar dan moet je daar wel de ruimte voor hebben. Bij die vraagstukken ben ik nauwer betrokken in mijn andere functie. Het is goed dat de beleidsmakers vanuit het bedrijfsleven en onderwijs ook horen wat er leeft in de sector. Ik betwijfel het of ze in Den Haag wel voldoende beseffen wat er in de praktijk werkelijk nodig is om iets nieuws te ontwikkelen.”
Eigenlijk wil de school een nog breder publiek aanspreken?
“Dat klopt. We willen meer kennissessies opzetten, zoals masterclasses. We benutten alle mogelijkheden om een breder publiek aan te spreken en kennis te verspreiden. We organiseren sessies tussen studenten en bedrijfsleven, zodat die eerder met elkaar in contact komen. We willen studenten bewust maken, dat ze een onderzoekende houding aannemen en goed geïnformeerd zijn over wat er speelt in een sector. Dat krijgen we veel terug. Ze halen hun papiertje, maar hebben soms te weinig idee wat er op macroniveau in de sector en daarbuiten speelt, anders dan wat ze via social media tot zich krijgen. We willen ze stimuleren om zich beter te laten informeren over de ontwikkelingen in de sector, vooral ook beleidsmatig en dat ze daarop weten te anticiperen in de ontwikkeling van een bedrijf. Die vaardigheden willen wij ze aanleren, helemaal als ze later een bedrijf over willen nemen. Als practor moet ik dat onderzoeken en informatie vergaren stimuleren bij de studenten. Ze enthousiasmeren om ook vakbladen en nieuwsbrieven te lezen, zodat ze weten wat er aan de beleidstafels wordt besproken.”
Wat gaat er in het maritiem trainingscentrum gebeuren?
“Het idee is dat er op het gebied van veiligheid allerlei trainingen worden aangeboden, maar er zijn ook andere opstellingen mogelijk in het te bouwen waterbassin. Het gebouw komt er, (red. waarschijnlijk in 2022), maar het ontwerp laat nog voldoende ruimte voor mooie aanvullende initiatieven naast trainingen. Hangt ook van de behoeftes van het bedrijfsleven af. We hoeven het niet alleen voor de lessen te gebruiken. De visserij kan dat bassin gebruiken om testen uit te voeren, maar daar moet dan aanvullende financiering voor gezocht worden.
Of voortbordurend op dat wat bijvoorbeeld Louw Post van Weforsea doet: meten is weten. Vanuit het centrum zou je daarin ook onderzoeken kunnen faciliteren. Bijvoorbeeld onderzoek naar de invloed van veranderingen in watertemperaturen op de gekoelde keten en hoe de industrie zijn vis dan binnenkrijgt.”
Wat kan de BKU bijdragen?
“In het belang van de Urk, de regio en de sector moeten we nog meer als ambassadeur naar buiten treden zodat we bekend komen te staan om onze kennis en kunde. Daar kan de BKU ook een rol in spelen. Zoals eind vorig jaar met de rellen, we moeten elkaar er op aan blijven spreken wat onze gedragingen voor gevolgen hebben voor ons imago en wat dat kan betekenen voor de maritieme sector en Urk. Urk zou bekend moeten komen te staan om haar maritieme kennis en kunde – inclusief visserij en visverwerking – door dat vooral ook in de praktijk te laten zien. We mogen best wat trotser zijn op wat we hier met elkaar opgebouwd hebben. Juist voor je toekomstige personeel is het belangrijk dat je op een positieve manier laat zien wat hier allemaal gebeurt. We hebben onze eigen toekomst in handen.”